Groniek nummer 227: ‘Waanzinnige Heersers’ is uit!

 

 

Vers van de pers: nummer 227 'Waanzinnige Heersers'

Veel van de geschiedenis geschreven in de vroege jaren van geschiedschrijving ging over grootse politieke leiders. In 1840 gaf Thomas Carlyle een aantal colleges, later gepubliceerd als On Heroes, Heroworship, and the Heroic in History. In deze reeks stelde Carlyle dat de geschiedenis kan worden uitgelegd aan de hand van de impact van ‘grote mannen’. Deze mannen waren ontzettend slim, dapper, en waren uitstekende leiders. Carlyle was niet de enige die zich bezig hield met de geschiedenissen van grootse politieke leiders. Denk aan de vele boeken geschreven over Napoleon, romeinse keizers, en leden van koninklijke families. Een lange tijd was deze manier van geschiedenis schrijven de norm, mede door de gedachte die Carlyle koesterde. 

Deze zogenaamde ‘grote mannen-geschiedenis’ is in de laatste zeven decennia van de geschiedschrijving in verval geraakt. Onder andere door de opkomst van ‘history from below’ zijn historici meer gaan kijken naar de ‘gewone mens’, de groepen die ondervertegenwoordigd waren binnen de geschiedschrijving. Bovendien werd er een poging gedaan om die geschiedschrijving meer vanuit het perspectief van die gewone mens te doen, vandaar de benaming ‘history from below’. Deze manier van geschiedschrijving kijkt naar het leven van de massa: de armen en de machtelozen. 

Overigens blijft het interessant om te kijken naar de belangrijke en invloedrijke mensen uit de geschiedenis. Vooral omdat zelfs de grote mannen en vrouwen van die geschiedenis ook gewone mensen zijn, die onderhevig zijn aan de geldende historische omstandigheden uit hun tijd. Heersende normen, waarden en idealen hadden ook invloed op de machtige mensen in de geschiedenis. Vandaar dat de redactie van Groniek weer eens terug wilde keren naar de ‘grote mannen-geschiedenis’, maar wel met een andere insteek.

In dit nummer kijken we naar ‘waanzinnige heersers’ uit de geschiedenis. ‘Waanzinnig’ wordt hier in alle betekenissen van het woord gebruikt. We kijken naar heersers die legendarisch genoemd kunnen worden, heerser die we als legendarisch zien maar waar het een en ander aan opgemerkt kan worden, of heersers die gek zijn geworden van hun eigen macht. Natuurlijk zijn bronnen bepalend bij de beeldvorming die wij hebben over een bepaald historisch persoon. Zo zijn bronnen ook bepalend voor de afweging of wij nu een heerser uit het verleden als waaninnig bestempelen of niet. Als een zeker historisch figuur er bijvoorbeeld baat bij had om de krankzinnigheid van een heerser te overdrijven kan dat ons beeld van een heerser sterk beïnvloeden. Hierdoor zouden wij iemand als veel ‘waanzinniger’ kunnen bestempelen dan hij in werkelijkheid was. Maar ook mythevorming kan in belangrijke mate ons beeld van een figuur uit het verleden aantasten, denk bijvoorbeeld aan Vlad de Spietser die na zijn dood als inspiratie fungeerde voor Bram Stokers ‘Dracula’. Daarnaast kennen we natuurlijk in onze eigen tijd ook genoeg voorbeelden van ‘waanzinnige’ heersers, zoals bijvoorbeeld Elizabeth II van Groot-Brittannië. Op het moment dat zij op de troon kwam in 1952 was het Britse Rijk enorm groot. Het Britse Rijk is de afgelopen zeventig jaar geslonken in omvang, zo veel dat het geen rijk meer te noemen is, en heeft de nodige opschudding meegemaakt, maar koningin Elizabeth zit nog steeds op haar troon. Kortom, een interessant thema waar de redactie van Groniek graag in wilde duiken. 

Thema artikelen

Het themagedeelte opent met een artikel van dr. Megan Williams over keizer Rudolf II van Habsburg. Rudolf II werd lange tijd gezien als het schoolvoorbeeld van een waanzinnige heerser. Door het onderzoeken van diplomatieke verslagen, propaganda en bestsellers duikt dr. Williams in de beeldvorming rondom Rudolf II. Op welke manier werd zijn waanzinnigheid geconstrueerd, gepropageerd en welk doel diende dit?

Het tweede artikel in het themagedeelte is van dr. Susan Doran en gaat over Elizabeth I van Engeland. Dr. Doran onderzoekt de herinneringen en nostalgie naar de tijd van Elizabeths heerschappij tijdens de heerschappij van haar opvolger, James I. Hoe werd er gedacht en geschreven over Elizabeths leiderschap na haar dood? En hoe werd de herinnering van Elizabeth ingezet om kritiek te uiten op het leiderschap van James I, of hoe gebruikte James I juist de herinnering aan Elizabeth om zijn macht te legitimeren?

Het themagedeelte wordt afgesloten door een artikel van Adam Zamoyski over Napoleon. Napoleon wordt vaak gezien als een Grote Man binnen de geschiedenis. Zamoyski tracht dit beeld bij te stellen, door te kijken naar Napoleons privéleven en de vraag te stellen: was Napoleon een slachtoffer van zijn eigen waanzinnigheid?

Supplement

Het supplementgedeelte van dit nummer opent zoals gewoonlijk met de Hoog van de Toren. Deze keer van redactielid Berend Pietersma. In zijn Hoog van de Toren bespreekt hij het potentieel van experimentele geschiedenis voor de geschiedwetenschap, het bredere publiek en het contact tussen de twee. Het supplement vervolgt met de rubriek Discordia, ditmaal van Charlotte Dommerholt. In haar artikel onderzoekt ze de manier waarop de cholera-epidemie van 1832 werd beschreven in dagboeken uit die tijd. Ze kwam erachter dat religie vaak wordt aangehaald in die dagboeken, maar op uiteenlopende manieren. In de rubriek Persoonlijkheden, bestudeert oud-redacteur Carmen Burgio Augustinus van Hippo. Ze duikt in zijn ideeën over de vrije wil, hoe deze ideeën door de tijd heen zijn geïnterpreteerd en wat dat betekent voor het beeld dat we van zijn persoon hebben. Zoals gewoonlijk sluiten we het nummer af met twee boekrecensies.