201 | Angst

 

 

In het eerste artikel gaat H.W. Von der Dunk in op hoe verschillende vormen van angst een rol spelen in de geschiedenis. Zo refereert Von der Dunk aan de angstgolf ten tijde van de “Grande Peur” in Frankrijk in augustus 1789, maar tevens aan de Irakoorlog, die volgens hem ook deels ingegeven was doordat G.W. Bush angst gebruikte als politiek middel. Tevens gaat hij in op het veranderende begrip ‘massa’ en hoe er in de bovenlagen van de samenleving in de twintigste eeuw angst heerste voor de grote massa. Roger Markwick heeft in het verlengde van dit onderwerp een artikel geschreven waarin hij aantoont hoe angst voor de censuur van het totalitaire regime in Sovjet Rusland van grote invloed is geweest op historici en hoe zij functioneren wanneer hun vrijheid beperkt wordt. Vervolgens gaat Richard Landes in op de angst voor millenniumbewegingen, bewegingen die het einde van de tijd propageren en verheerlijken. Met overeenkomsten en verschillen tussen de millenniumwisseling van het jaar 1000 en het jaar 2000 laat Landes zien dat een angst voor de globale jihadistische islam wel degelijk gegrond zou kunnen zijn.

In de supplementsrubriek ‘Discordia’ betoogt Sjoerd Griffioen dat ‘speculatieve geschiedfilosofie’ niet per definitie van de hand gedaan dient te worden, omdat het niet louter gebaseerd is op historisch bewijs, zoals het historisme. Hij probeert aan te tonen dat speculatieve geschiedfilosofie wel degelijk een meerwaarde kan bieden indien het begrepen wordt als een filosofische diagnose. Peter Raedt betoogt in dezelfde supplementsrubriek dat volgens hem de middeleeuwse geschiedschrijving steeds meer het domein van specialistische historici wordt, terwijl vele eigentijdse maatschappelijke en politieke vraagstukken geduid zouden kunnen worden aan de hand van de middeleeuwen. In het derde supplementsartikel onderzoekt Kevin de Kuyper voor de rubriek ‘Historisch Erfgoed’ wat de rol was van de ME’ers die namens de politie deelnamen aan het beëindigen van de beruchte gijzelingen van 1977 door Molukkers in Drenthe. Daarna bespreekt en analyseert Tom-Eric Krijger, wederom voor ‘Historisch Erfgoed’, de reacties uit Nederlandse staatkundig-protestantse kringen op de totstandkoming en de vroegste ontwikkelingen van de door António de Oliveira Salazar in de jaren 1930 vormgegeven corporatieve inrichting van de Portugese maatschappij. Tot slot betoogt Marijn Rombouts in ‘Hoog van de Toren’ aan de hand van het geschiedfilosofische concept ‘presence’ dat muziek bij uitstek geschikt is voor het blootleggen van de discontinuïteiten in een mensenleven. Muziek maakt vervolgens het verleden present en draagt daarmee bij aan een bewustwording van het persoonlijke verleden.