Auteur: Robin Pannekoek
Paul Rasor: Hate Speech, Pluralism and the Many Faces of Tolerance
Op dinsdag 5 april werd in de Aula van het Academiegebouw in Groningen een lezing gegeven door de Amerikaanse rechtsgeleerde dr. Paul Rasor. Als laatste spreker van een drietal lezingen georganiseerd door Studium Generale met het thema ‘religie en conflict’ ging hij in op het onderwerp tolerantie in Nederland. Groniek wil kort bij deze lezing stilstaan en alvast vooruitblikken op deze zomer wanneer er een dubbelnummer uitkomt over integratie in Nederland.
De vijf discoursen van tolerantie in Nederland
Paul Rasor constateert dat er in de samenleving sprake is van toegenomen antireligieus sentiment onder Nederlanders. Om dit te verklaren grijpt hij terug op het verleden; hoe werd er vroeger over tolerantie gedacht? In navolging van het onderzoek Tolerance and cultural diversity discourses in the Netherlands (2012) van Marcel Maussen probeert Rasor verschillende conceptualiseringen van ‘Nederlandse tolerantie’ te identificeren. Hij onderscheidt vijf discoursen met ieder een eigen tijdsperiode. Dit maakt inzichtelijk hoe door de geschiedenis heen de ideeën en gebruiken omtrent tolerantie in Nederland zijn verschoven.
Het eerste discours is de periode van de Nederlandse Republiek (1588-1795), waarin het land een veilige haven bood aan religieuze dissidenten – vooral aanwezig in de grotere steden zoals Leiden en Amsterdam. Een gevolg hiervan was dat grote denkers (bijvoorbeeld Locke en Spinoza) in de Republiek hun werk over tolerantie konden publiceren.
Met een sprong van zo’n honderd jaar komen we uit bij het tweede bekende discours; dat van de ‘verzuiling’ – in de lezing werd niet duidelijk wat voor model er in de negentiende eeuw was. Van ruwweg 1900 tot de jaren zestig leefden katholieken, protestanten, socialisten en liberalen parallel samen in gescheiden instituties en organisaties. De elite schuwde gevoelige onderwerpen en stelde deze niet ter discussie om zo de stabiliteit in een verdeeld land te waarborgen.
Met de culturele revolutie van de jaren zestig veranderde dit en begon het derde discours met nieuwe vormen van openheid en tolerantie voor verschillende levensstijlen. Dit ging gepaard ging met nieuwe liberale wetgeving (abortus, anticonceptie en euthanasie).
In de jaren tachtig en negentig kwam Nederland wereldwijd bekend te staan als een tolerant land door als één van de eerste een vorm van multiculturalisme aan te nemen als antwoord op de grootschalige immigratie. Dit wordt meestal gevangen in de slogan: ‘Integratie met behoud van eigen identiteit’, het vierde model van tolerantie.
In de afgelopen 10-20 jaar is het culturele pluralisme onder druk komen te staan, en dan vooral jegens immigranten en religieuze groepen. Deze ontwikkeling wordt door Rasor het liberale intolerantiemodel genoemd. Dit model focust zich op de noodzaak om een aantal liberale kernwaarden te identificeren en deze als onderhandelbaar te definiëren. In de samenleving worden duidelijke grenzen getrokken van wat er getolereerd moet worden en wat niet. Van immigranten en religieuze groepen wordt geëist deze te respecteren.
Wat te doen?
Paul Rasor is ontevreden over de opkomst van het Nederlands liberaal intolerantiemodel en eindigt zijn lezing dan ook met een pleidooi voor een inclusiever en opener model: dat van het ‘betrokken pluralisme’. Nederlandse burgers hebben, zo stelt Rasor, een ‘morele taak’ om pluralisme niet alleen te zien als een onvermijdelijk demografisch gegeven. Ze moeten actief de dialoog aangaan en bereid zijn om over andere culturen te leren. Dit zal niet leiden tot overeenstemming, maar het draait om de intentie om met elkaar om de tafel te gaan zitten. Dit model zou volgens hem kunnen leiden tot een gastvrije houding ten aanzien van de vreemdeling en het zou wantrouwen en angst moeten vervangen. Wat de uitkomst hiervan is? Een model van liberale tolerantie dat werkelijk democratische waarden belichaamt.
Rasors betoog bleef niet onbetwist, en zowel een panel van vier geleerden als het publiek plaatsten kanttekeningen en stelden kritische vragen. Panellid en jurist Aurelia Colombi, besloot de advocaat van de duivel te spelen en op punten het liberale intolerantiemodel te verdedigen. Zo vroeg zij zich hard op af in hoeverre de afgebakende kernwaarden en regels berusten op de rechten die zijn opgesteld in internationale verdragen, grondwetten, en wetboeken. Bij sommige religieuze groepen zijn er praktijken die indruisen tegen mensenrechten – genetalen mutilatie van vrouwen bijvoorbeeld. De spreker wist zich echter goed staande te houden en liet zich slechts af en toe van de wijs brengen. Hij sloot af met een oproep om over het tolerantievraagstuk te blijven nadenken en de dialoog niet te schuwen. In dit laatste kan de redactie van Groniek zich vinden en wij willen hier aan bijdragen door aankomende zomer historici aan het woord te laten over integratie, immigratie en tolerantie. Onder meer Jonathan Israel, Rinus Penninx en Peter Burke toonden zich bereid om hier aan mee te werken en hun opvattingen zijn binnenkort te lezen in Groniek nr. 208/209!