In het eerste artikel van dit avontuurlijke nummer gaat Rolf Strootman in op de beweegredenen van Alexander de Grote (356 v. Chr.-323 v. Chr.) voor zijn expedities. De centrale vraag is of hij gedreven werd door een onbestemd verlangen naar het onbekende, door de Grieken pothos genoemd, of dat deze pothos een product was van Alexanders eigen propaganda. Vervolgens behandelt de Deense historicus Thyge C. Bro de motieven van Ibn Battuta (1325-1369), een pionier uit de Arabische wereld die vanuit Tanger vertrok om de Hadj bij te wonen in Mekka, maar pas dertig jaar later, na vele omzwervingen door Afrika, Azië en Europa, zijn thuis weer wist te vinden. Het derde artikel richt zich op een heel ander type expeditie. Klaas van Berkel gaat hier in op de oorzaken van het betrekkelijk late begin van Nederlandse wetenschappelijke expedities naar Indië die pas in de late negentiende en begin twintigste eeuw op gang kwamen. Daarna bespreekt Louwrens Hacquebord de beweegredenen van de verschillende poolreizigers door de eeuwen heen. Deze variëren van het zoeken naar nieuwe handelsroutes tot een nationalistisch geïnspireerde race om het bereiken van de geografische noordpool. Tot slot behandelt Rod Pyle een nieuwe vorm van ontdekkingsreizen: de Apollo-expedities naar de maan. Dit tijdperk van de ruimte-expedities is volgens hem nog in volle gang. Het Supplement opent met de vaste rubriek ‘Hoog van de toren’. Hierin pleit redacteur Margriet Fokken voor een bredere bewustwording van het historisch belang van erfstukken. J.H. Drentje wijdt in ‘Persoonlijkheden’ uit over zijn fascinatie voor Thorbecke. Zijn ontwikkeling als historicus is volledig verweven met het onderzoek naar het leven van deze grote negentiende eeuwse politicus. Dit nummer van Groniek wordt afgesloten met een artikel waarin Hans Renner openhartig schrijft over het stempel dat de communistische dictatuur in Tsjechoslowakije heeft gedrukt op zijn leven en dat van anderen.