Groniek nummer 230: ‘Curieuze Collecties’ is uit!

Weer vers van de pers het nummer 230: Curieuze Collecties!

 

 

Etymologisch gezien stamt het woord ‘curieus’ van het Franse curieux dat rond de twaalfde eeuw ook wel ‘ijverig’ of ‘bezorgd’ betekende. Dit Franse woord stamt weer af van het Latijnse woord cūriōsus, wat ‘vol zorg, zorgvuldig; weetgierig’ betekende. In het Middelnederlands leidt de term direct terug naar het Latijnse woord cüra ‘zorg’, ofwel kuur. Later, in de zeventiende eeuw, onder invloed van het Italiaanse curioso, betekende het woord ook ‘wetenswaardig’. Pas hierna sleet die definitie af en kreeg het woord de betekenis ‘merkwaardig, vreemd of raar’. Het zelfstandig naamwoord ‘curiositeit’ heeft bovendien invloed gehad op de betekenis van ‘curieus’ aangezien het dezelfde lading draagt als zeldzaamheid en merkwaardigheid.3 Al deze definities komen samen in de titel van dit nummer van Groniek: Curieuze Collecties.

Thema Artikelen

 

Het themagedeelte opent met een artikel van Camilla Portesani. In haar artikel kenschetst ze de geschiedenis van herinnering door zich te richten op culturele instellingen en presenteert ze de veranderende rol van musea en toeschouwers met de daarbij horende uitdagingen. Daarnaast introduceert ze een casestudy over de representatie van het Nederlandse koloniale verleden in musea. Hierin stelt ze ideeën voor die musea kunnen omarmen in hun proces van het streven naar een inclusiever narratief. 

In het tweede thema-artikel neemt Bert Sliggers de lezer mee naar het Teylers Museum te Haarlem. Hier worden ruim 6.000 handgeschreven etiketten bewaard die voornamelijk uit de achttiende eeuw stammen. Deze etiketten lijken op het eerste gezicht niet van belang, maar bevatten vaak een niet te onderschatten wetenschappelijke waarde. De objecten waar deze etiketten voor zijn gebruikt kregen zo namelijk een stem. Naast de naam van de objecten is er gedetailleerde informatie te vinden over de vindplaats en vorige eigenaren. Kortom, een historische wetenschappelijke schat. 

Het derde thema-artikel, geschreven door Joost Keizer, gaat over de benadering van stijl binnen de kunstgeschiedenis. Als het gaat over stijl wordt namelijk nog altijd uitgegaan van de menselijke maat. Omdat kunstenaars voorgaande stijlen zelfbewust aanpassen, is stijl een aspect van de kunstgeschiedenis dat een ontwikkeling doormaakt. De stijl van het werk van Johannes Vermeer, die in de zeventiende eeuw als ‘curieus’ werd gekenschetst, werpt daarentegen een andere blik op het begrip stijl. Met veel beeldmateriaal van schilderijen probeert Keizer deze blik op het begrip stijl te verklaren. 

In het artikel van Caroline Drieënhuizen maken we een sprong voorwaarts in de tijd en belanden we in Nederlands-Indië. Aan de hand van twee casussen – de Chinees-Indonesische tempel Sentiong en een collectie op de Centraal-Javaanse Gunung (berg) Sagara – wil ze de rol en invloed van niet-westerse individuen in de geschiedenis van het verzamelen uitlichten. Deze groep mensen speelt namelijk onbedoeld vaak slechts een bijrol in onderzoek naar koloniaal verzamelen. 

De tot nu toe genoemde artikelen behandelen allerlei aspecten uit de diverse geschiedenis van het verzamelen, maar de nadruk van het artikel van Rina Knoeff ligt toch echt op de vroegmoderne rariteiten. Deze werden beschreven binnen het wetenschappelijke genre van ‘aanmerkingen’, die circuleerden onder geleerden en zo dienden ter vermeerdering van kennis. Knoeff laat aan de hand van de werken van de Nederlandse anatomen Frederik Ruysch en Petrus Camper zien hoe de praktijk van aanmerken veranderde van losse waarnemingen en notities naar een meer systematische vorm van observeren en beschrijven. 

Het themagedeelte wordt afgesloten met het artikel van Wout van Bekkum over een vondst van enkele honderdduizenden handschriften en fragmenten in een Egyptische synagoge rond het begin van de twintigste eeuw. De vondst, die wordt aangeduid als de Geniza van Caïro, werd een verrijking voor zowel Joodse als Islamitische studies. Het is van zo’n groot belang geweest dat onderzoek naar het Islamitische Midden-Oosten in de middeleeuwen vanuit het perspectief van Joden niet meer zonder de documenten uit de Geniza van Caïro kan worden uitgevoerd.

Supplement

Het supplementsgedeelte begint deze keer niet met de rubriek Hoog van de Toren, maar met een eenmalige vrije rubriek, geschreven door Juul Eijk. Hierin omschrijft hij hoe de keizer Xuanye (1654-1722) van de Qing dynastie in het jaar 1715 tweeduizend soldaten naar de Tibetaanse bergpas Gas stuurde. Eijk plaatst deze bezetting in de context van het Qing-beleid ten aanzien van Tibet en onderzoekt Xuanyes beweegredenen voor de bezetting van Gas. In de rubriek Discordia mengt Lennart Steenbergen zich in het onderwijsdebat over de middenschool in de jaren zeventig. Hij laat zien dat de zogenaamde individuele benadering van verheffing in de jaren tachtig juist een communautaire benadering kende. De ontwikkeling van dit onderwijsvernieuwingsproject behelsde een continue mengeling van individuele ontplooiing en collectieve verheffing van kinderen. Het supplementsgedeelte wordt zoals gewoonlijk afgesloten met twee boekbesprekingen.