208/209|Integratie

 

 

In het verhitte integratiedebat, aangewakkerd door de recente vluchtelingenstroom, lijken historici voorzichtig hun mond open te trekken. Immigratie is immers absoluut geen modern fenomeen, net zo min als het historische onderzoek ernaar. Kunnen we leren van het verleden en moet de historicus het als zijn taak zien het debat te nuanceren en te bevrijden uit ‘de waan van de dag’? Of is de huidige situatie niet vergelijkbaar met vroeger en zijn de tijden teveel veranderd om de verschillende casus nog naast elkaar te kunnen leggen? Door de geschiedenis van de integratie in Nederland in kaart te brengen, wil Historisch Tijdschrift Groniek met het themanummer 'Integratie' een historisch perspectief bieden op een zeer actueel onderwerp. Tevens hoopt Groniek hiermee stof tot nadenken over de positie van de historicus in de discussie te geven. 

Een terugkerend onderwerp in dit nummer is ‘tolerantie’. Jonathan Israel stelt zich in zijn artikel de vraag hoe Nederland haar vooraanstaande positie als tolerant land in de zestiende en zeventiende eeuw, in de eeuw daarna verloor en besteedt hierbij in het bijzonder aandacht aan Groningen. Hans Engels reageert op Israels visie, en beiden komen tot de conclusie dat de tolerante houding van Nederland in het verleden niet gezien moet worden als een principiële keuze, maar als een noodzaak voor het eigen gewin. Het artikel van Matthew Glozier is gesitueerd in dezelfde periode en behandelt de positie van Hugenoten in Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw, met in het bijzonder aandacht voor hun plek in het leger.

Tolerantie speelt ook een belangrijke rol in de artikelen van Fridus Steijlen, Wahideh Achbari en Ludo Abicht, die over specifieke groepen immigranten schrijven: respectievelijk de geschiedenis van Molukkers in Nederland, de institutionalisering van de Islam in de jaren negentig en joden en moslims in christelijk en seculier Europa. Abicht maakt in zijn artikel een directe vergelijking tussen de positie van joden in het verleden, en die van islamieten in de moderne tijd. Ook Engels en Achbari slaan in dit nummer een brug naar het heden door te waarschuwen voor een gebrek aan tolerantie in het huidige maatschappelijke debat.

Rinus Penninx hanteert een meer politieke insteek en geeft een overzicht van het overheidsbeleid ten opzichte van integratie van immigranten vanaf het midden van de vorige eeuw, waarbij in het bijzonder aandacht besteed wordt de te pas en te onpas gebruikte leus ‘integratie met behoud van eigen cultuur’. Weer een heel ander perspectief wordt geboden door Peter Burke: in zijn openingsartikel ‘Exiles and Expatriates in the History of Knowledge’ legt hij de focus op het concept ballingschap, waarbij hij vooral ingaat op de positieve effecten van immigranten op de samenleving.

Het supplement opent met een ‘Hoog van de Toren’ van Robin Pannekoek, waarin hij bepleit dat Nederlandse universiteiten zich bezig moeten gaan houden met het produceren van digitaal lesmateriaal voor middelbare scholen. Stefan van der Poel ontfermt zich in de rubriek ‘Historisch Erfgoed’ over de wijze waarop in Polen met het ingewikkelde oorlogsverleden wordt omgesprongen na het aan de macht komen van Prawo i Sprawiedliwość in november 2015. Dit nummer sluit af met een ‘Historisch Erfgoed’ waarin Leonor Faber-Jonker grip probeert te krijgen op de emoties en complicaties rond de repatriatie van twintig Namibische schedels in 2011 die in Duitsland werden verzameld als trofeeën en werden bestudeerd als raciale specimens.

 

integratie 208_209 549C_Poster JPEG