De redactie van wetenschappelijk Historisch Tijdschrift Groniek presenteert u met trots ons nieuwste nummer getiteld ‘Kunst & Macht’. In dit nummer worden uiteenlopende manieren waarop machthebbers in de geschiedenis kunst hebben gebruikt om hun macht te vestigen en te legitimeren behandeld. Een thema dat nog steeds actueel is, bleek bijvoorbeeld bij de recente ontdekking van de ‘nazischatten’ van Hitler waarbij al snel duidelijk werd dat de mogelijke tentoonstelling van de drie bronzen paarden nogal een precaire aangelegenheid was.
Het nummer opent met een artikel van Janneke de Jong dat ingaat op maatregelen die Romeinse keizers namen om zichzelf te profileren en tegelijkertijd hun rivalen zoveel mogelijk te schaden. Hierin worden onder andere de rol van publieke ruimte en het belang van memoria in de Romeinse cultuur besproken. Het tweede artikel van de hand van Christine Hassenstab, gaat over de middeleeuwse Vikingleider Olav Haraldsson en de mythes die hem omringden. Hierbij wordt aandacht besteed aan ethische dilemma’s die gepaard gaan met een valse interpretatie van de Olav-mythe. In het derde artikel staan de’ Medici centraal. Henk van Veen behandelt in zijn artikel de diplomatieke strijd tussen Cosimo I de’Medici, hertog van Florence en Alfonsod’Este, hertog van Ferrara. Van Veen betoogt dat in deze strijd kunstwerken werden ingezet als politieke wapens en dat Cosimo verschillende imago’s van zichzelf wist te creëren in verschillende steden.In het laatste thema artikel schrijft Eckhart Gillen over de Duitse ‘Bilderstreit’: het immer voortdurende debat over de controverse rond Oost-Duitse kunst.
Het supplementsgedeelte opent met een ‘Hoog van de Toren’ van Jilt Jorritsma, waarin hij hint naar een vorm van geschiedschrijving die buiten de orde van het causale verhaal treedt en recht doet aan de wanorde en willekeurigheid van het verleden. In de rubriek ‘Discordia’ vraagt Antoon De Baets zich af of de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens ook een visie op de geschiedenis bevat. In ‘Historisch Erfgoed’ bespreekt Kees van der Ploeg hoe men in een geseculariseerde cultuur met de christelijke erfenis om kan gaan, door objecten en afbeeldingen die zijn overgeleverd in naam van het christendom als casus te gebruiken. Het nummer sluit af met een artikel van Marita Mathijsen in de rubriek ‘Persoonlijkheden’, waarin zij schrijft over de problemen waarop een biograaf kan stuiten. Die problemen spitst zij specifiek toe op de biografie die zij schrijft over Jacob van Lennep, een sleutelfiguur in de negentiende-eeuwse cultuur en maatschappij.