Groniek nummer 238: ‘Humor’ is uit!

In dit nummer van Groniek schenken wij aandacht aan de geschiedenis van humor, waardoor u zult ontdekken dat humor iets van alle tijden en plekken is. In dit nummer hebben de auteurs zowel literaire als visuele humor verwerkt, aangezien dit zeker een extra dimensie toevoegt aan de belevenis. Zowel de makers als genieters van de humor komen voor in de artikelen, zo wordt het voor u duidelijk waar en wanneer men kon lachen in de geschiedenis.

Thema-artikelen

Het themagedeelte van deze editie van Groniek opent met een artikel van Beatrice Otto. Zij bespreekt de hofnar als een fenomeen dat over de hele wereld te herkennen is, met vaak een vergelijkbare rol. Naast het vermaken van de heerser met reguliere grappen en stunts, hadden narren de unieke vrijheid om het beleid of gedrag van de vorst te bespotten en daardoor soms zelfs bij te schaven. Juist de achtergrond van narren als laaggeboren of beperkte buitenstaanders maakte hun functie aan het hof mogelijk, aangezien ze maar zelden echt serieus werden genomen als persoon of dreiging. Toch moesten ook narren oppassen met wat ze zeiden en hun situatie slim inschatten om niet in de problemen te komen – of zich hier weer uit te redden! Otto’s artikel zit vol met voorbeelden en humoristische anekdotes, zodat u als lezer honderden jaren na dato nog van deze bijzondere mensen en hun grappen kunt genieten.

Het volgende artikel is geschreven door Michael Kwakkelstein. In dit artikel worden de humoristische uitlatingen van homo universalis Leonardo da Vinci uitgepluisd. Da Vinci mocht graag karikaturale tekeningen maken van onder andere oude mensen, boeren en dichters. Leonardo zou echter Leonardo niet zijn als hij simpelweg grappige tekeningen maakte, en in dit artikel wordt duidelijk dat er (af en toe) ook complexe wetenschappelijke associaties achter zaten. De verschillende tekeningen zijn ook in het artikel te zien, zodat u zelf kunt beoordelen of de associaties voor u ook zichtbaar zijn.

Het artikel dat hierop volgt, is geschreven door Rudolf Dekker. Het hoofdonderwerp van dit artikel is humor in criminele sferen, waarin ook voorbeelden van een wat meer recente aard in zitten, zoals Willem Holleeder als ‘onze nationale knuffelcrimineel’. Hoewel de soort humor in dit artikel heel specifiek is, kan het hierdoor wel door veel verschillende lenzen worden onderzocht. Dekker gebruikt bijvoorbeeld naast de historische blik ook psychologie en taalwetenschap om de humor van criminelen helemaal bloot te leggen. Door het lezen van dit artikel zult u ontdekken dat er ook soorten humor zijn die in vergelijking met andere varianten zeer tijdloos zijn.

Het vierde artikel is afkomstig van John Clarke. Clarke neemt ons ver mee terug in de tijd waarin het Romeinse Rijk nog bestond, en hij gaat in op twee series fresco’s afkomstig uit Italiaanse tavernes. Deze tavernes waren plekken waar vooral de onderste laag van de bevolking vaak langs kwam en in het artikel wordt dan ook de humor van deze klassen uitgelicht. Door middel van de fresco’s en de tekst die men hier destijds bij schreef is de humor goed te ontcijferen. Clarke weet dan ook te verwoorden hoe zowel ‘inter-group’ als ‘intra-group’ humor van belang was voor de gemiddelde Romeinse burger.

Het laatste artikel is afkomstig van Meggy Lennaerts. In dit artikel blijven we dicht bij huis (geografisch, niet temporeel) en vertelt Lennaerts over de kerstvloed in Groningen van 1717. Hoewel het artikel gaat over hoe men mentaal herstelde van de ramp, is het opvallend wat voor een belangrijke rol humor hierin heeft gehad. Lennaerts ontleedt in dit artikel de term ‘ramphumor’; ze licht toe uit welke onderdelen deze bestaat, hoe het werkt, en wanneer het effect heeft.

Supplement

Het supplement van deze uitgave opent met de rubriek Hoog van de Toren. Hierin beargumenteert onze hoofdredacteur Britt Postema dat het van belang is dat studenten Geschiedenis vroeg kennis maken met de primaire bronnen in de Antieke geschiedenis en deze zelf leren te vinden om een goede basis te vormen voor oudheid-gerelateerd onderzoek. Het hierop volgende artikel is afkomstig van Philip Dröge. Zijn tekst gaat over de invloed van de Nederlandse taal op het hedendaagse New York. Hier ontstond namelijk een uniek dialect en ook straatnamen refereren nog terug naar Nederland. Het laatste artikel van deze editie is afkomstig van Sophie Elzinga. Zij vertelt in haar artikel over de vroege identiteitsvorming van LGBTIQ+ gemeenschappen in cyberspace. Het supplementsgedeelte wordt afgesloten door twee boekrecensies van redacteurs Hidde Sirag en Isa Hamelink