De redactie van Groniek is verheugd ons nieuwe nummer 'Barbaren' te presenteren.
De barbaren bestaan nog. Sterker nog, het westen heeft ze openlijk de oorlog verklaard. In een toespraak op 24 november 2015, waarin hij de aanslagen in Parijs van diezelfde maand sterk veroordeelt, riep premier Rutte het Nederlandse volk op zich af te zetten tegen de ‘idote barbaren die zo’n aanslag plegen’. Rutte was niet de enige die het ‘b-woord’ in de mond nam om de ongrijpbare krachten die ‘onze beschaving’ bedreigen van een naam te voorzien. In een interview op de radio keerde Emile Roemer zich diezelfde nacht nog tegen de ‘barbaren’ die onze normen en waarden ondermijnen, en ook Ahmed Aboutaleb liet zich de volgende dag in Buitenhof fel uit over de ‘barbarij’ die ons van onze menselijkheid belooft te beroven.
De ‘onmenselijkheid’ van de ‘kille, laffe, idote barbaren’ die door veel politici wordt benadrukt, moet de menselijkheid in onszelf weer naar boven halen. Wij zijn niet zoals zij, zo wordt ons voorgehouden. Maar wie zij zijn, dat blijft onduidelijk. Want ook de mensen die op de vlucht zijn voor dezelfde oorlog en terreur waartegen de minister-president zich afzet, worden vergeleken met de barbaarse volksstammen die het Romeinse Rijk overspoelden. Zo stond onze premier op 26 november 2015 op de voorpagina van de Financial Times: ‘Stop de toestroom van vluchtelingen of riskeer het lot van het Romeinse Rijk’, was erboven te lezen. Het duurde niet lang of Rutte’s boude uitspraken werden door historici uit het heel Nederland aangevallen en afgedaan als je reinste onzin: geschiedvervalsing. Toch kunnen deze ‘onzinnige’ uitspraken over het verleden ons wel degelijk iets leren over de geschiedenis. Daarvoor moeten we ze echter niet beschouwen als historische verhandelingen an sich, maar als pogingen om betekenis te geven aan de vervreemdende situaties waar men in het heden geen raad mee weet.
In dit nummer laat Groniek daarom een historisch licht schijnen op de wijze waarop er door de jaren heen invulling is gegeven aan de term ‘barbaren’. Maria Boletsi laat in haar artikel zien dat ‘barbaarsheid’ en ‘beschaving’ in de politieke en publieke retoriek in Europa en de Verenigde Staten sinds de val van de muur, en vooral na de aanslagen op 11 september 2001, nog steeds gangbare begrippen zijn. Een kijkje in het leven van een ‘barbaar’ in het Romeinse Rijk krijgen we van Inger Kuin. Door de ogen van Lucian van Samasota wijst Kuin op de ingewikkelde relatie tussen barbaren en niet-barbaren. Evenals Boletsi, benadrukt Kuin de rol die taal speelt in de manier waarop we de wereld begrijpen.
Vooral in tijden van oorlog en conflict wordt er een beroep gedaan op de barbaren-stijlfiguur om de tegenstander in een ongunstig licht te plaatsen. Het zwart maken van de vijand door middel van propaganda is sinds de Eerste Wereldoorlog een belangrijk strijdmiddel geworden. Gary Messinger wijst op de gevolgen van deze retorische oorlogsvoering. De demonisering van de vijand tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft tot wantrouwen geleid tussen Europese naties en bleek zodoende een belangrijke voedingsbodem voor de Tweede Wereldoorlog. Ook vandaag de dag blijkt het demoniseren van de vijand nog een belangrijk onderdeel te vormen in de oorlogsretoriek. De Amerikaanse en Europese regeringsleiders doen de executies en massaslachtingen van de Islamitische Staat keer op keer af als barbaars. Volgens Pieter Nanninga staat deze vereenvoudigende afschildering van IS een beter begrip van de groep in de weg. In zijn artikel poogt Nanninga daarom de handelingen van IS vanuit hun eigen perspectief te begrijpen: hoe representeren zij hun eigen geweld?
Het supplement van dit nummer opent met een ‘Hoog van de Toren’ van Willem van der Sluis, waarin hij een pleidooi geeft voor een betere integratie van digital history binnen de propedeusefase van de bachelor geschiedenis aan de RUG. Reinbert Krol sprak met Eva Rovers over haar onlangs verschenen BOUD, een biografie gewijd aan de schrijver, dichter en televisiemaker Boudewijn Büch. Büch, die grote delen van zijn leven bij elkaar bleek te hebben verzonnen, vormt de basis voor en gesprek over feit, fictie, vorm en stijl, waarheid en mysterie, geschiedschrijving en het belang van de biografie in Nederland.
In het derde supplementsartikel reflecteert Joram Tarusarira in ‘Historisch Erfgoed’ op het culturele erfgoed van de onafhankelijkheidsoorlog in Zimbabwe. Het laatste artikel is wederom een vraaggesprek. Groniekredacteuren Fardau Mulder en Mariska de Bone spraken toneelregisseur Theu Boermans over zijn nieuwste theatervoorstelling voor het Nationaal Theater: Jeanne ‘d Arc. Het werd een gesprek over het regisseren van historische stukken die relevant zijn voor de hedendaagse actualiteit.