Groniek nummer 240: ‘Folkore’ is uit!

 

In dit nummer van Groniek schenken wij aandacht aan de geschiedenis van folklore over de hele wereld, waardoor u zult ontdekken dat dit iets van alle tijden en plekken is. In dit nummer hebben de auteurs uitgebreid de verhalen en legendes waarin zij gespecialiseerd zijn behandeld om ook u, de lezer, mee te nemen in deze fragmenten van folklore. 

Themagedeelte

Het eerste artikel van het themagedeelte in deze editie is afkomstig van Jan Machielsen en gaat over de heksensabbat in het noorden van Spanje gedurende de vroegmoderne periode. De heksensabbat in de Baskenlanden stond erom bekend dat het een soort beerput van verderf was. De heksen hier zouden overledenen van hun soort opgraven en opeten, ze zouden de duivel hun bloed laten drinken en terwijl kinderen met padden speelden bedreven de heksen de liefde met Satan. Op het moment dat deze praktijken onder de aandacht kwamen van Spaanse en Franse justitie werd er direct op gereageerd. De aanpak van deze heksensabbat is het thema van dit artikel.  

Het volgende artikel is geschreven door Debbie Felton en gaat wat dieper in op het monster op de voorkant van deze editie, Polyphemus. Felton beargumenteert in dit stuk dat Polyphemus op meer manieren kan worden geanalyseerd dan enkel het traditioneel ‘monsterlijke’ perspectief. Polyphemus – als cycloop en dus lichamelijk ‘anders’ – kan bijvoorbeeld door het perspectief van handicapstudies worden begrepen. Door Polyphemus uit de Odyssee op deze, en andere manieren te analyseren, kan men meer te weten komen over bepaalde denkbeelden uit andere tijden. 

Voor het derde artikel blijven wij wat dichter bij huis, waarin Arjan Sterken de sagen over naolopers in Groningen behandeld. Naolopers zijn een soort spoken die vaak na iemand zijn dood terugkomen omdat hen iets is misdaan. Sterken heeft een model ontwikkeld om deze spookachtige verschijningen te analyseren op basis van een aantal dimensies. Door elementen zoals gedrag, uiterlijk en locatie te analyseren en te kijken of deze op een positieve of negatieve manier worden ervaren. Op grond hiervan kan Sterken veel zeggen over de identiteit van bovennatuurlijke wezens in hun bijbehorende cultuur. 

Yseult de Blécourt behandelt in het vierde artikel wat meer recente voorbeelden uit de achttiende en negentiende eeuw. Aangezien vrouwen zelden het onderwerp zijn van volksverhalen uit de noordelijke Nederlanden, is dit artikel over Trijntje Roelfs en Trijntje Soldaats extra opmerkelijk. Beide folkloristen zijn als vrouw weinig besproken, maar hebben toch allebei een levendige geschiedenis. Van beide vrouwen zou men zelfs kunnen beargumenteren dat zij voorlopers waren van de feministische stromingen die later in de twintigste eeuw pas echt zouden opkomen. 

Het laatste thema-artikel van deze editie is afkomstig van Eline Kolkman die vertelt over de legende van John Henry. Dit verhaal is ontstaan in de negentiende-eeuwse Amerikaanse maatschappij waarin handenarbeid langzaamaan werd vervangen door mechanisering. Het verhaal gaat over John Henry, die de bij het bouwen van een spoorweg de strijd aan gaat met een machine om te bewijzen dat mensen dit nog steeds sneller kunnen. Het verhaal over John Henry heeft door de mate van relateerbaarheid nog steeds belangrijke plaats in de herinnering van Afro-Amerikanen en de bredere samenleving van de Verenigde Staten. 

Supplement
Het supplement van deze uitgave opent met een Hoog van de Toren van Kees Cornelius Hoekstra, die beargumenteert dat historici in actie moeten komen tegen de recente piek in geschiedvervalsing. Vervolgens bespreekt Ineke Huysman in de rubriek Persoonlijkheden de relatie tussen Béatrix de Cusance en Constantijn Huygens. Het laatste supplementsartikel van Dirk-Jan Verdonk gaat over de historische relatie tussen de vleeskip en de bio-industrie. Het supplement wordt zoals vanouds afgesloten met twee boekrecensies van redacteuren Britt Postema en Isa Hamelink