In dit nummer schenkt Groniek aandacht aan degenen die in de geschiedenis bestempeld zijn als 'de ander'.
Thema-artikelen
Het themagedeelte van deze editie van Groniek opent met een interview met George Makari. In dit interview vertelt Makari over zijn ontdekking dat het concept ‘xenofobie’ een aanzienlijk minder oude oorsprong heeft dan wat tot nu toe werd gedacht. Makari vertelt over zowel psychologische als historische achtergronden die van invloed zijn geweest op zijn boek Of Fear and Strangers. Ook bespreekt Makari waarom hij vindt dat er geen eenduidige definitie is die het concept ‘xenofobie’ verklaart en waarom dit begrip met een zekere nuance benadert moet worden. Volgens hem kunnen er dan ook vier verschillende typen xenofobie van elkaar worden onderscheiden. Makari stelt dan ook van groot belang is om deze verschillende typen xenofobie van elkaar te onderscheiden, zodat voorkomen kan worden dat het woord iets van zijn bruikbaarheid als politiek concept verliest. Ook wordt in dit interview een vertaalslag gemaakt tussen de verhouding van het begrip ‘de ander’ en het concept ‘xenofobie’.
Het tweede thema-artikel, geschreven door Eelco Glas, neemt ons mee naar het Romeinse Rijk en beschrijft waarom Joodse intellectuelen zich in een lastige positie bevonden binnen dit rijk. De Joodse intellectuelen waren namelijk een etnische minderheid binnen dit rijk en hadden te kampen met Griekse en Romeinse vooroordelen. Deze sterke vooroordelen resulteerden vaak in conflicten en minderwaardigheidsposities voor mensen uit deze groep.
Het derde thema-artikel, geschreven door Nicolaas A. Kraft van Ermel, gaat over de wijze waarop president Poetin de Russische oorlog tegen Oekraïne rechtvaardigt. Kraft van Ermel toont in dit artikel aan dat Poetin een beroep doet op de geschiedenis en hierbij in zijn toespraken verwijst naar bijvoorbeeld de politieke situatie op de Krim. Kraft van Ermel benadrukt in dit thema-artikel het belang van het erkennen wanneer de geschiedenis wordt misbruikt door grote politieke leiders om zo een zelfstandige natie haar bestaansrecht te ontnemen, oorlogsgeweld te rechtvaardigen of om grootschalige misdaden te legitimeren.
In het laatste thema-artikel bespreekt Maarten Schmaal hoe de verhouding tussen Cleopatra en Marcus Antonius werd afgebeeld in de propaganda van
Octavianus. Schmaal beschrijft hoe Octavianus ‘othering’ gebruikte door zijn zus Octavia en de Egyptische Cleopatra te gebruiken als metaforen voor respectievelijk het Westen en het Oosten. Hierbij beschrijft Schmaal hoe Octavianus zijn militaire interventie tegen Antonius rechtvaardigde door een negatief beeld van Cleopatra’s karakter te schetsen. Bijzonder aan de propaganda van Octavianus is dat deze nog steeds zichtbaar is in de moderne media rondom afbeeldingen van Cleopatra en Marcus Antonius. Schmaal verwijst hierbij naar bekende series als Rome van de HBO, en de
wereldberoemde film Cleopatra uit 1963.
Supplement
Het supplementsgedeelte van deze editie van Groniek opent met de rubriek Hoog van de Toren waarin Gijs Gommans een kritische kanttekening maakt over het gebruik van de geschiedenis in de populaire media. Gommans beargumenteert dat er in de 'digital age’ steeds meer sprake is van misinformatie in alle hoeken van de samenleving. Hij verwijst hierbij naar bijvoorbeeld recente series op Netflix en de alsmaar populairder wordende ‘historische documentaires’. Gommans bespreekt in zijn artikel het idee van historische nauwkeurigheid en de invloed van misinformatie in populaire media op het grote publiek.
Daarnaast schrijft Edgar Pelupessy in de rubriek Historische Beleving over het leven van de Italiaanse barokschilder Michelangelo Mersi, beter bekend als Caravaggio. Pelupessy beschrijft een ruzie tussen twee rivaliserende vriendengroepen die later bekend zou worden als een ingrijpende gebeurtenis in het leven van Caravaggio. Pelupessy geeft in dit artikel weer dat Caravaggio een kort lontje had en zich agressief kon gedragen, en waarom Caravaggio na dit voorval besloot om de Eeuwige Stad te verlaten, zonder ooit nog terug te keren.
Het laatste supplementsartikel is geschreven door Job van Tol, waarin hij de historische relatie tussen mens en dier beschrijft vanuit het perspectief van een dierverzorger uit Artis. Van Tol is zelf werkzaam als dierverzorger in Artis en heeft een grote fascinatie voor de historische achtergrond van zijn beroep. In dit artikel beschrijft van Tol dan ook hoe de dieren in de loop van de geschiedenis zijn verzorgd en hoe de rol van dierverzorger in de loop van de geschiedenis is veranderd. Tot slot wordt dit nummer van Groniek, zoals gebruikelijk, afgesloten met twee boekbesprekingen.