De redactie van Groniek is verheugd ons nieuwe nummer 'Heelal' te presenteren.
Het heelal is een term dat (oneindige) ruimte kenmerkt en waarbij tijd een controversiële rol lijkt te spelen. Onderzoek naar bijvoorbeeld verklaringen voor hedendaagse ontwikkelingen in het universum zijn terug te voeren op gebeurtenissen uit een ver verleden, soms zelfs van miljoenen jaren geleden. In dit nummer hopen wij een beeld te geven van uiteenlopende ideeën over het heelal die in het verleden voorbij zijn gekomen, en daarmee wellicht het wereldbeeld van onze lezers iets te verbreden. Van de Oude Grieken en Egyptenaren, via de Middeleeuwen en ‘the Age of Discovery’, tot aan de dag van vandaag; mensen blijven onderzoek doen naar de hoe- en waaromvragen omtrent het heelal.
Dit nummer opent met een artikel van Rosemary Wright. Wright laat in haar artikel zien dat de oorsprong van kosmologische theorie gevonden kan worden bij de Presocraten, een verzamelnaam voor de Griekse filosofen in de zesde eeuw v.Chr. Piet Gerbrandy vertelt in zijn artikel over de neoplatoonse filosoof Synesios van Kyrene, die het heelal trachtte te doorgronden door middel van zang, dans en poëzie. In zijn essay betoogt Gerbrandy dat het heelal en poëzie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat het beslist geen toeval is dat de filosoof het laatste als zijn methode kies.
Dat het heelal lastig te vatten is in louter woorden, bewijzen Davíd Carrasco en Lars Kirkhusmo Pharo in hun bijdrage over het ruimtelijke en filosofische begrip van de Azteken van het universum. Carrasco en Pharo geven met een linguïstische analyse van Azteekse kosmologische begrippen hun visie op het universum weer.
In een nummer genaamd ‘Heelal’, mogen de namen Copernicus en Galilei uiteraard niet ontbreken. Maurice Finocchiaro bespreekt in zijn artikel hoe Galilei in de jaren 1589-1609 op theorieën van Copernicus voortbouwde met zijn telescopische waarnemingen. De astronomie heeft sinds dit conflict een geweldige ontwikkeling doorgemaakt, zo laat ook David Baneke zien in zijn artikel. Deze wetenschap ging eeuwenlang vooral over planeten; pas in de negentiende eeuw gingen astronomen zich serieus met sterren bezighouden.
Het supplementsgedeelte vangt aan met een ‘Hoog van de Toren’. In zijn ‘Hoog van de Toren’ schrijft Lennart Steenbergen over de tirannie van cijfers en modellen binnen de Letterenfaculteit. In de rubriek ‘Discordia’ ontkracht Richard Paping enkele vastgeroeste mythes over het verleden, door zijn kennis over het Groningse platteland in de achttiende en negentiende eeuw. Het supplementsdeel sluit af met een ‘Historisch Erfgoed’ van Pieter Meulendijks. Meulendijks stelt in zijn artikel dat de ‘nieuwe’ geschiedenis van Vietnam een lineair verlopende evolutie liet zien die logischerwijs diende aan te sluiten bij de Augustusrevolutie van 1945 en het uitroepen van de Vietnamese onafhankelijkheid door Ho Chi Minh.